Eind jaren negentig verhuisde ik van Amsterdam naar Den Haag. Het idee: wonen bij zee en duinen en tegelijk in de stad. Fietsen naar het werk. Daarmee moest ik ook alternatieven vinden voor de fietstochtjes door het Waterland, langs de Ronde Hoep, de Ankeveense Plassen. Ik reed de duinen in en maakte een rondje door het Westland. Ik geloofde mijn ogen niet. Wat een lelijkheid, wat een totale dominantie van de economie over het landschap! Dorpjes die nauwelijks zichtbaar tussen de kassen ingeklemd lagen. Een onoverzichtelijk geheel van vaarten en wegen. En overal, overal meters hoog glas. Op de terugweg van een gastcollege aan de TU Delft kreeg ik later in Honselersdijk een klapband. Ik had het helemaal gehad met het Westland.
Nu, zo’n tien jaar later, heb het Westland wat beter verkend. Met de racefiets, de mountainbike, de schaats, het tennisracket, het vliegtuig. En mijn conclusie over het Westland is volledig anders. Ik ben gaan houden van het Westland.
Klik voor mijn column in decembernummer AGORA: AGORA 2011-4 Ode aan het Westland